Lucas 1 Elizabeth en Zacharia.
5 In de tijd van koning Herodes van Judea leefde er een priester genaamd Zacharias, uit de priesterorde van Abia. Zijn vrouw, Elizabeth, stamde af van Aäron.
6 Beiden leefden rechtvaardig voor God en hielden zich nauwgezet aan al zijn geboden en voorschriften.
7 Ze hadden geen kinderen, omdat Elizabeth onvruchtbaar was, en ze waren allebei al op leeftijd.
8 Op een dag, toen Zacharias zijn priesterlijke taak vervulde in de tempel volgens de beurt van zijn afdeling,
9 werd hij volgens de priesterlijke traditie door loting aangewezen om het reukoffer in de tempel van de Heer te brengen.
10 Buiten stond een grote menigte mensen te bidden op het moment van het reukoffer.
11 Toen verscheen er aan Zacharias een engel van de Heere, staand aan de rechterkant van het reukaltaar.
12 Zacharias schrok hevig toen hij de engel zag en werd overvallen door angst.
13 Maar de engel zei tegen hem: “Wees niet bang, Zacharias. Je gebed is verhoord. Je vrouw Elizabeth zal een zoon krijgen, en je moet hem Johannes noemen.
14 Je zult blij en gelukkig zijn, en veel mensen zullen zich verheugen over zijn geboorte.
15 Hij zal groot zijn in de ogen van de Heer. Hij zal geen wijn of sterke drank drinken, en al vanaf de moederschoot zal hij vervuld zijn met de Heilige Geest.
16 Hij zal veel Israëlieten terugbrengen tot de Heer, hun God.
17 Hij zal voor God uitgaan in de geest en kracht van Elia, om de harten van ouders te keren naar hun kinderen, en om ongehoorzamen te brengen tot het inzicht van rechtvaardigen, zodat de Heer een volk heeft dat goed is voorbereid.”
18 Zacharias vroeg aan de engel: “Hoe kan ik zeker weten dat dit waar is? Ik ben oud, en mijn vrouw is ook al op leeftijd.”
19 De engel antwoordde: “Ik ben Gabriël. Ik sta in Gods aanwezigheid en ben gestuurd om met jou te spreken en je dit goede nieuws te brengen.
20 Maar omdat je mijn woorden niet hebt geloofd, zul je niet kunnen spreken tot de dag dat dit alles gebeurt. Want wat ik heb gezegd zal op het juiste moment uitkomen.”
21 Ondertussen stond het volk buiten te wachten op Zacharias. Ze waren verbaasd dat hij zo lang in de tempel bleef.
22 Toen hij naar buiten kwam, kon hij niet tegen hen spreken. Ze begrepen dat hij een visioen had gezien in de tempel. Hij maakte gebaren naar hen, maar bleef stom.
23 Toen zijn dienstperiode voorbij was, ging hij naar huis.
24 En na die tijd werd zijn vrouw Elizabeth zwanger. Ze hield zich vijf maanden lang verborgen en zei:
25 “Dit heeft de Heer voor mij gedaan. Hij heeft naar mij omgezien en mijn schande onder de mensen weggenomen.”
26 In de zesde maand stuurde God de engel Gabriël naar een stad in Galilea, die Nazareth heet,
27 naar een jonge vrouw die verloofd was met een man genaamd Jozef, uit het huis van David. Haar naam was Maria.
28 De engel ging haar huis binnen en zei: “Gegroet, begenadigde! De Heer is met je. Je bent gezegend onder de vrouwen.”
29 Maria schrok van zijn woorden en vroeg zich af wat deze begroeting kon betekenen.
30 De engel zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, want je hebt genade gevonden bij God.
